I.v. (-ben), KRIBBE,v. (-n),
1. voederbak voor beesten, hetzij op een schraag geplaatst, of vast tegen een muur aangebracht: het paard aan de krib binden; een krib met hooi; het kindeke Jezus werd in een kribbe gelegd; vand. meton. : het verhaal van Jezus’ geboorte ; — (spr.) hij zet (gooit) zijn gat tegen de krib, slaat de verzenen tegen de prikkels, is onwillig; —
. slaapplaats voor kinderen, die, ongeveer als een voederbak, in een bedstede bevestigd is; — eenvoudig ledikant, inz. voor soldaten;
3. zie Krebbe;
4. naam voor een groep van dertig sterren in het sterrenbeeld Kreeft:
5. hoofd in een rivier, van rijs- of baard werk en stenen gemaakt, om de breedte der rivier te verminderen, de stroom te versterken, het afschuiven van de oever tegen te gaan of land te winnen: rechte krib, loodrecht op de stroom; op- of afwijzende krib, die een hoek met de stroomrichting maakt.
II. m. en v. (-ben), iem. die gaarne kribt.