Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kostje

betekenis & definitie

o. (-s), kost in de bet. 2. en 4., met bep. gevoelsnuance:

1. levensonderhoud: hij haalt zo zijn kostje wel op, komt aan de kost;
2. spijs met betr. tot de gevoelens die zij opwekt: wat een raar kostje; zij heeft altijd van die bijzondere kostjes ; — dat is zijn kostje, zijn lievelingsgerecht.

< >