Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kog

betekenis & definitie

(-gen), KOGGE, v. (-n), (hist.)

1. scheepstype, hier te lande van de 10de tot 15de E. in gebruik geweest, oorspr. als handels-, later ook als oorlogsschip; breed en kort, met ronde, hoogopgaande stevens (later uitgebouwd tot kastelen), en aanvankelijk één mast met razeil: in het oude wapen van Amsterdam stond een koggeschip;
2. naam van sommige waterschapsdistricten in West-Friesland: de vier Noorder Koggen; vgl. Koog.

< >