v. (-en), vierwielig, geheel gesloten, door één of meer paarden getrokken rijtuig voor een klein getal personen, welks kast op riemen of stalen veren hangt: een koets voor twee, voor vier personen; koets en paarden houden; de Gouden Koets, staatsierijtuig der koninklijke familie; een glazen koets, met glazen panelen;
(spr.) door zijn geweten kan wel een koets met vier paarden rondrijden, zijn geweten is zeer ruim; — uit de koets vallen, ontnuchterd worden; — (dicht.) wagen: de koets van de zonnegod; — als verkorting voor postof lijkkoets.