Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Koeboom

betekenis & definitie

m. (...bomen), Zuidamerikaanse boom (fam. d. Urticaceeën), zo genoemd om het witte, kleverige, balsemgeurige vocht dat bij het maken van insnijdingen rijkelijk uit zijn stam vloeit en dat evenals koemelk gedronken kan worden (Galactodendron utile).

< >