I. tw. om het genoemde geluid weer te geven: klets! daar lag hij;
II. v. (-en),
1. slag die een kort, enigszins gebroken, maar helder geluid geeft en dat geluid zelf: de klets van de zweep; een klets om de oren; (Zuidn.) hij is geen klets op zijn gezicht waard, niemendal waard;
2. (Zuidn.) zweep; m. (-en).