o. (-en),
1. rij toetsen, toetsenbord op een muziekinstrument, bij uitbr. ook van andere instrumenten: een orgel met drie klavieren ; het klavier van een klokkespel;
2. toets; alleen nog in de zegsw. hij slaat geen Maniertje over, hij neemt alle bijzonderheden in acht; ook : hij doet aan alles mee ;
3. piano ;
4. (fig.) de hefbomen die de gemoederen in beweging brengen: het klavier der volksconsciêntie bespelen;
5. ben. voor de reeks pallen van sommige sloten.