v. (-s),
1. vlinderbloemig plantengeslacht met driedelige bladeren en rode, gele of witte bloempjes in aren (Trifolium), waarvan vele soorten in Nederland gevonden worden; belangrijk als veevoeder : witte klaver (T. repens); rode klaver (T. pratense); — (gew.) op de klaver zijn, er (weer) bovenop zijn ; — (Zuidn.) in iemands klaver zitten, hem benadelen; — van de klaver naar de biezen lopen, veranderen en daardoor in een slechtere toestand komen;
2. ben. voor versch. op de onder 1. genoemde lijkende gewassen : blauwe, paarse of Zweedse klaver, luzerne (Medicago sativa); — Berkhouter klaver, rupsklaver (Medicago), ook: zilverschoon (Potentilla anserina); — zure klaver, klaverzuring (Oxalis);
3. figuur, ornament in de vorm van een klaverblad ; — klaveren op speelkaarten.