Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kenner

betekenis & definitie

m. (-s), hij die kent; in ’t bijz.:

1. hij die weet wat en hoe iets werkelijk is, die het doorgrondt: God is een kenner der harten, een kenner van het verborgene;
2. iem. die kennis van —, bekendheid met iets bezit: een groot kenner van het Spaans; een kenner van de Oost;
3. iem. die van een zaak, inz. van kunst, verstand heeft, die er bevoegd over oordelen kan: een kenner van wijn, van muziek; vaak absol.: hij is een kenner, t.w. van de zaak of op het gebied waarvan sprake is; — fijnproever.

< >