Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kegelen

betekenis & definitie

(kegelde, heeft gekegeld),

1. met kegels, het kegelspel spelen; — (scherts.) Onze Lieve Heer is aan ’t kegelen, zij kegelen daar boven, het dondert;
2. (bij vergel.) als met een kegelbal verwijderen, ergens af of uit gooien: iem. buiten de deur kegelen, onzacht buiten de deur zetten; — (bij verkiezingen) zij zijn allen uit de raad gekegeld, niet herkozen; — (Zuidn.) met iets smijten;
3. (gew.) omvallen;
4. (gemeenz.) een kwalijk riekende adem hebben; ook: uit zijn das kegelen.

< >