v.,
1. plaats waar de (kaats)bal valt, daar geplaatst merk, en vand. punt van winst of verlies: de kaats winnen; de kaats tekenen of leggen; de kaats missen; — (w. g.) (fig.) hij weet de kaats wel ie tekenen, hij weet wel in zijn voordeel te rekenen; teken die kaats, let daarop, onthoud dat;
2. (gew.) klap, slag.