Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Jozua

betekenis & definitie

1. zoon van Nun ; opvolger van Mozes. Onder zijn aanvoering verovert het volk Israël na de woestijntocht het land Kanaän (Exod. 17 : 9);

2. hogepriester uit de periode van de herbouw van de door de Babyloniërs verwoeste tempel (Hagg. 1:1).

< >