(wijdde in, heeft ingewijd),
1. (een gebouw enz.) met plechtige, rituele handelingen wijden tot zijn gebruik, inz. voor de godsdienst: het huis des Heren inwijden; een vaandel inwijden; — in ’t alg. van een bouwwark, een monument enz., liet met zekere plechtigheid in gebruik nemen: de nieuwe schouwburg inwijden; bij verdere uitbr. (scherts.) voor het eerst gaan gebruiken : zijn nieuwe schrijftafel inwijden; — je hebt je nieuwe hoed aardig ingewijd, gezegd als hij bij de eerste keer al bedorven is;
2. iemand in iets inwijden, hem (onder de vereiste plechtigheden) deelgenoot maken van de geheimenissen die er aan verbonden zijn; bij uitbr. hem geheel bekend maken met het genoemde, het hem openbaren: iem. in een geheim, in een kunst inwijden; vgl. Ingewijd.