(wierp in, heeft ingeworpen),
1. naar binnen werpen in: een muntstuk inwerpen (in een bus enz.); ik zeg u, dat deze arme weduwe meer dan allen heeft ingeworpen (Mare. 12 : 43) ;
3. in het midden of inbrengen: hiertegen kan hij niets inwerpen;
4. door werpen breken: de glazen inwerpen.