(stopte in, heeft ingestopt),
1. stoppend in iets brengen, induwen; (gemeenz.) alles maar instoppen, zonder veel kauwen of proeven naar binnen werken ; — (plat) begraven;
2. iem. in bed lekker instoppen, warm toedekken ; een kind er warm instoppen, warm kleden; ook zich goed instoppen;
3. ruiten instoppen, met stopverf vastzetten:
4. (metselwerk op beschadigde plaatsen) aanvullen, gedeeltelijk vernieuwen :
5. stoppend (met de naald) inwerken.