Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Instemmen

betekenis & definitie

(stemde in, heeft ingestemd), (eig.) met de stem invallen, zijn stem met andere verenigen; — (fig.) met iem. instemmen, met hem van hetzelfde gevoelen zijn ; — met iets instemmen, zich aansluiten bij, zich eens verklaren met: ik stem geheel in met wat de vorige spreker heeft gezegd; — (veroud.) erkennen, toegeven.

< >