Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Inspectie

betekenis & definitie

v. (-s, ...tiën),

1. het inspecteren, het doen van een ambtelijk onderzoek: inspectie houden; op inspectie gaan, zijn, van controlerende ambtenaren gezegd; oculaire inspectie, zelf ondernomen onderzoek („met eigen ogen”); — in verzwakte opvatting: het in ogenschouw nemen, bekijken;
2. wapenschouwing, monstering ; ’t is vandaag inspectie ; de soldaten moeten heden inspectie maken;
3. de dienst van het op- en toezicht over iets: de inspectie der gymnasia;
4. ambtsgebied van een inspecteur: voor het toezicht op het middelbaar onderwijs is het land verdeeld in drie inspecties.

< >