Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Insluiten

betekenis & definitie

(sloot in, heeft ingesloten),

1. in iets besluiten, in een omhulsel voegen en dat sluiten ; inz. met betr. tot hetgeen bij een brief of iets anders in een couvert gesloten wordt: ik sluit hier een briefje voor je zuster bij in; ingesloten gelieve u aan te treffen enz.; de ingeslotene, de bijgevoegde brief;
2. in iets vastzetten, vastleggen, zodat het niet wegkan: in een vloeistof ingesloten gasbellen; — (bouwk.) de bodem insluiten, door het inheien van damwanden hem beletten op zij uit te schieten (onder een bouwwerk);
3. aan twee of meer zijden, of in ’t rond begrenzen, omgeven (t.w. van binnen uit beschouwd): het binnenplein wordt door de gebouwen geheel ingesloten ; — (van een versterkte plaats enz.) met troepen omringen, omsingelen : de vijand heeft de vesting aan alle kanten ingesloten ;
4. begrijpen in, onder : ons land was bij de vrede niet mee ingestoten ;

in zich bevatten, behelzen: de Christelijke liefde sluit alle andere deugden in ; — mede betekenen, willen zeggen r dit sluit niet in, dat gij er recht op hebt, daaruit volgt niet enz. ; 5. opsluiten, meest in de verb. zich laten insluiten, opzettelijk, heimelijk blijven in een ruimte tot na sluitingstijd (om dan te kunnen stelen en vervolgens uit te breken).

< >