(rukte in, heeft en is ingerukt),
1. (mil.) binnenrukken: de vijand is de stad ingerukt;
2. na afloop van de dienst enz. in de kwartieren terugkeren: de troepen zijn weder ingerukt; de brandweer kon spoedig weer inrukken; — ingerukt mars! (commando); — (gemeenz.) ruk in! ga weg, loop heen ;
3. (gew.) inrekenen, arresteren: hij is ingerukt.