(leidde in, heeft ingeleid),
1. binnenleiden, naar binnen brengen ;
2. (oneig.) in kennis, in aanraking brengen met, introduceren : iem. in een gezelschap inleiden ; — een spreker wordt door iem. bij het publiek, een candidaat bij de kiezers ingeleid, aan hen voorgesteld, bekendgemaakt;
3. iets bij het publiek inleiden“ het bekend en aannemelijk maken, ingang doen vinden; — deze vraag zal op de algemene vergadering ingeleid worden door de Heer A., hij zal ze daar toelichten en er nadere bespreking over uitlokken; een inleidend woord, een voorafspraak tot bekendmaking of aanbeveling (voor een geschrift);
4. (rechtst.) inleidende dagvaarding, de dagvaarding in eerste aanleg (in tegenst. tot de appèldagvaarding enz.); inleidend verzoekschrift, het eerste verzoekschrift in een zaak, inz. in scheidingsprocessen, in processen betreffende een arbeidsovereenkomst;
5. (Zuidn.) bedotten.