(kapte in, heeft ingekapt),
1. door kappen of hakken aanbrengen in ; resp. een keep, uitholling of gleuf in het genoemde maken : muren inkoppen om er ijzeren balken in te steken; staven inkappen om zete kunnen breken of buigen ;
2. bomen inkoppen, toppen, de top afnemen;
3. (Zuidn.) met de hak in de grond brengen.