m.,
1. de rust of vrede in huis;
2. onschendbaarheid van iemands woning, thans alleen in de samenst. huisvredebreuk, v., (recht.) het wederrechtelijk in een bij een ander in gebruik zijnde woning of besloten erf binnendringen, tegen zijn wil daar vertoeven en weigeren op vordering van de rechthebbende zich aanstonds te verwijderen.