Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hoeve

betekenis & definitie

ook HOEF, v. (hoeven),

1. boerderij, hofstede, soms alleen de woning: een hoeve pachten; een schilderachtige hoeve; ook als naam van vele boerenplaatsen en andere landelijke verblijven: Willemshoeve enz. ;
2. (hist.) stuk land van bepaalde grootte, veelal 16 morgen.

< >