Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hoepelen

betekenis & definitie

(hoepelde, heeft gehoepeld), met de hoepel spelen, een hoepel voortdrijven; — loop hoepelen!, loop rond! (gezegd als men iets niet gelooft); — (gew.) hij zal er wel van (of mee) gaan hoepelen, hij zal er wel mee heengaan, aan sterven-(aan een ziekte enz.).

< >