(heulde, heeft geheuld),
1. (gew.) knikkeren ;
2. op een of andere vrijze de speelbeurten bepalen ; naar een doel of streep werpen of schieten enz. om uit te maken wie het eerst spelen zal;
3. (Zuidn.) te zamen (of ondereen) heulen, het met elkander eens zijn r ze heulen ondereen als de hond en de boeren ;
4. samenspannen, gemene zaak maken : met de vijand heulen, in verbinding staan met de vijand en deze hulp verlenen.