(herbergde, heeft geherbergd),
1. huisvesten, iem. huisvesting of nachtverblijf verlenen: ik kan zoveel mensen niet herbergen, in mijn huis opnemen ; (fig.) ijdele gedachten herbergen ;
2. tot verblijf dienen, opnemen: een zolder die twee konijnen en allerlei rommel herbergde;
3. (onoverg., veroud.) gehuisvest zijn of worden: deze weduwe, bij welke ik herberg.