Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Heimwee

betekenis & definitie

o., ziekelijk verlangen naar de geboortegrond, naar huis, bij verwijderd-zijn daarvan : zij heeft het heimwee; ik kreeg heimwee; hij had heimwee naar zijn kinderen; — ook meer in ’t alg.: verlangen naar een vroegere omgeving of toestand.

< >