m. (...bomen),
1. staaf of stang die gedeeltelijk onder een zwaar voorwerp wordt gebracht om, door kracht uit te oefenen op het andere eind, dit op te heffen of te verplaatsen ; in de werktuigk. iedere zaak die volgens dit beginsel werkt, inz. dienende om zware lasten met geringe kracht in beweging te brengen of in evenwicht te houden, of als onderdeel van een werktuig; hefboom van de eerste, tweede of derde soort, naargelang het steunpunt, lastpunt of machtpunt tussen de twee andere ligt; — gebroken hefboom, een hefboom die niet recht loopt, maar een hoek heeft;
2. (fig.) kracht die tot iets noopt, werkende kracht: de hefbomen der beschaving.