Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hanze

betekenis & definitie

ook HANSA, v.,

1. (hist.) verbond van buitenlandse handelaars om elkaar te helpen en te beschermen, koopmansgild; inz. het verbond der Duitse en Noordeuropese handelssteden (van de 13de tot de 18de eeuw), waartoe ook verschillende Nederlandse steden behoorden; 2. (thans) bond van R.-K. verenigingen van de handeldrijvende en industriële middenstand (opgericht in 1902).

< >