Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hangoor

betekenis & definitie

I. o., neerhangende oorschelp;

II. m. en v. (...oren),

1. hond met hangende oren; — iem. die hangende oren heeft;
2. (fig.) slordige of lummelachtige vent of vrouw;
3. (gew.) opgeschoten knaap of meisje: eerst mensen, dan hangoren, eerst de ouderen, dan de kinderen, ieder naar rang en stand ; —

(v.) tafel met neerslaande bladen, klaptafel.

< >