(hamerde, heeft gehamerd),
1. (onoverg.) kloppen met een hamer: de smid hamert er weer op los ;
(oneig.) met kracht van woorden op iets aanvallen; altijd op hetzelfde aanbeeld, op iets hameren, steeds op dezelfde zaak terugkomen, blijven aandringen, niet ophouden er van te spreken ; — met de voorzittershamer kloppen : de voorzitter hamerde om de spreker tot de orde te roepen; — als met een hamer kloppen: de specht hamert in het bos; — ik heb zo'n hoofdpijn, het hamert maar voortdurend in mijn hoofd, het is of er hamers kloppen;
2. (overg.) met een hamer bewerken: ijzer hameren, koud smeden.