v. (-en),
1. (veroud.) slagboom, sluitboom;
2. (wapenk.) wapenfiguur best. uit drie verkorte fazen, met kleine tussenruimten boven elkaar geplaatst;
3. hekwerk vóór de brug die toegang geeft tot de poort van een stad of een vesting; voorpoort (niet: valhek); — (gew.) traliehek dat de ingang van een buitenplaats of voornaam boerenerf afsluit;
4. (bouwk.) de horizontale balk op de stijlen van een ophaalbrug, waarop de balans rust.