Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Halfweg

betekenis & definitie

bw.,

1. tot op de helft van de weg gevorderd, halverwegen: wij zijn nog niet halfweg; ik kwam hem halfweg tegen ;
2. op de helft van een werk, van een taak : zij zijn nu halfweg met het bouwen van dat huis; 3. op de helft van de afstand die twee plaatsen scheidt; ook als eigennaam voor een dorp of buurtschap, liggende op de helft van een weg tussen twee grotere, b.v. Halfweg tussen Haarlem en Amsterdam ; Halfweg tussen Nunspeet en Elspeet.

< >