o. (...uren),
1. tijdruimte van een half uur; een groot halfuur', ruim een half uur; — om het half uur een lepel, telkens als er weer een half uur voorbij is;
2. het tijdstip waarop sedert het laatste volle uur 30 minuten verlopen zijn: op het halfuur slaat de pendule maar één keer.