v. (-n),
1. vuurplaats, haard; — bij uitbr. stookplaats: een huis met vier haardsteden:
2.(overdr.) woning, huis en erf: voor haardsteden en altaren vechten (Lat. pro aris et focis), voor zijn vaderland strijden; — woonplaats: naar zijn haardstede terugkeren <inz. van krijgslieden).