Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Gruit

betekenis & definitie

v.,

1. (veroud.) plantaardig, kruidend toevoegsel aan het tot bier bestemde brouwvocht (in de 14de eeuw door de hop vervangen), waarvan in de middeleeuwen de alleenverkoop aan de landsheer toekwam: het recht van de gruit, het doorgaans verpachte recht van het verkopen van de gruit aan de brouwers, (later) een belasting op het gebrouwen bier ;
2. (gew.) kroos ;
3. (gew.) slordig werk ; (fig.) de gruit in iets brengen, het bederven.

< >