v.,
1. (veroud.) plantaardig, kruidend toevoegsel aan het tot bier bestemde brouwvocht (in de 14de eeuw door de hop vervangen), waarvan in de middeleeuwen de alleenverkoop aan de landsheer toekwam: het recht van de gruit, het doorgaans verpachte recht van het verkopen van de gruit aan de brouwers, (later) een belasting op het gebrouwen bier ;
2. (gew.) kroos ;
3. (gew.) slordig werk ; (fig.) de gruit in iets brengen, het bederven.