Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Grootofficier

betekenis & definitie

m. (-en),

1. alg. aanduiding voor de grootwaardigheidsbekleders bij het huis van een vorstelijk persoon (de Opperkamerheer, Opperceremoniemeester, Opperjagermeester enz.);
2. titel van de opperste waardigheidsbekleders bij de orde der Vrijmetselaren (de Groot-Opzieners, Groot-Redenaar, Grootsecretaris enz.);
3. benaming van een der hoogste rangen bij sommige ridderorden, tussen Grootkruis en Commandeur in: Grootofficier van de OranjeNassau-orde.

< >