Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Groninger

betekenis & definitie

I. bn.,

1. uit Groningen afkomstig, Gronings: Groninger koek; Groninger Kroon, fraai gekleurde tafelappel; de Groninger richting, leer, richting op religieus, theologisch en kerkelijk terrein, sedert 1831 aan de Universiteit van Groningen gevolgd door de hoogleraren P. Hofstede de Groot, J. G. Pereau en J.I. van Oordt;

II. zn. m. (-s),

1. iem. die uit de stad of provincie Groningen afkomstig is;
2. aanhanger van de Groninger leer ;
3. (nat. hist.) groenvink (C Mor is chloris).

< >