Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Griek

betekenis & definitie

m. (-en),

1. bewoner van Griekenland, iem. die uit Griekenland afkomstig is :
2. als ongunstige persoonsaanduiding: bedrieger, valse speler; een oude Griek, een schalk ; een rare Griek, een zonderling, een rare Chinees;
3. schuldbekentenis ten laste van de Griekse staat: blauwe, rode Grieken.

< >