Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Grenshoek

betekenis & definitie

m. (-en), hoek die de grens van enige werking vormt; in ’t bijz. (art.) (bij het richten van geschut aan boord van een schip) de grootste hoek die de richtlijn maken kan met het vlak van opstelling van de vuurmond ; — (nat.) de grootste hoek die een invallende lichtstraal met de normaal kan maken, zonder terug te kaatsen.

< >