m. (-s),
1. (eert.) soldaat die handgranaten wierp, (later) keursoldaat der infanterie; — in het Nederl. leger de naam van een regiment dat een tijdlang met de jagers verenigd was: de muziek van de grenadiers en jagers;
2. (gew.) hutspot, rats van aardappelen met wortelen ;
3. (Zuidn.) grote, struise vrouw: Jan zijn vrouw is een echte grenadier ;
4. in Suriname de ben. van een vogel (Euphonia cayana), donkerblauw met twee gele vlekken.