Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Franje

betekenis & definitie

v. (-s),

1. garnering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meest in bundels of kwasten bijeengehouden : een tafelkleed, een gordijn met franje ; vergulde franjes ; — (scherts.) de franjes hangen er bij, ’t is uitgerafeld ;
2. (fig.) overbodige opsiering, bijkomstigheden die met de zaak zelf niet te maken hebben : de zaak van alle franjes ontdaan, is kortweg de volgende',
3. beuzelpraat: kom, kom, allemaal franjes! FRANJETJE, o. (-s). FRANJEACHTIG, bn., op franje gelijkende ; — (plantk.) van een blad gezegd dat aan de rand in vele smalle slippen uitloopt; ...POTEN, m. mv., geslacht der strandlopers (Phalaropus) bij welke de drie voortenen door een gelobd of glad vlies omzoomd zijn ; leven in het hoge Noorden van de Oude en de Nieuwe Wereld; de rosse franjepoot (P. rufus) komt des winters hier te lande wel eens voor; ...STAARTEN, m. mv., orde van vleugelloze insecten; ...VLEU'GELIGEN, mv., orde van kleine insecten, blaaspotigen (zie ald.); ...WERKER, m. (-s), ...WERKSTER, v. (-s), die franje maakt; ...ZWAM, v., steelzwam (Thelephora terrestris) uit de familie der korstzwammen.

< >