Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Fort, vestingwerk

betekenis & definitie

(<Fr.), o. (-en), gesloten, aan alle zijden verdedigbaar duurzaam vestingwerk, geen woonplaats zijnde; gedetacheerd fort, dat onder het bereik ligt van het geschutvuur van de hoofdwal ener vesting; — geïsoleerd fort, dat het geheel op zichzelf ligt. FORTJE, o. (-s).

< >