Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Flens

betekenis & definitie

I. tw., uitroep waarmee men de handeling van slaan of smijten voorstelt;

II. zn. v. (flenzen),

1. (gew.) fleer, oorveeg: iem. een flens geven;
2. (dievent.) melk.

III. (<Eng.), v. (flenzen),

1. opstaande rand, kraag aan het einde van buizen om deze met schroeven aan elkaar te kunnen verbinden; — ook: uitstekende rand van profielijzer;
2. radkrans bij spoorwagenwielen.

< >