Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Fictief

betekenis & definitie

(<Fr.), bn. bw. (...ver, -st), verdicht, denkbeeldig, niet werkelijk bestaande maar ter wille van een beschouwing aangenomen : een fictieve winst ; — een fictieve persoon, niet-lijfelijke rechtspersoon ; — (handel) fictief entrepôt, dat niet door de overheid afgesloten wordt ; opgeslagen in fictief, in een particulier pakhuis dat als entrepôt geldt.

< >