v. (-n).
1. hij of zij op wie een nalatenschap of een evenredig deel er van overgaat: natuurlijke erfgenaam, universeel erfgenaam; erfgenaam bij versterf, volgens de wet, wanneer de overledene geen testament heeft nagelaten; volgens onze wetgeving de bloedverwanten tot in de 12de graad, daarna de natuurlijke kinderen, vervolgens de overblijvende echtgenoot; bij gebreke daarvan vervallen de goederen aan de Staat (art. 879 B. W.).
2. (oneig.) persoon wie de taak of rechten of verplichtingen van een voorganger toevallen.