Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie O
- Overtijgen
- Overtikken
- Overtillen
- Overtim meren
- Overtimmering
- Overtocht
- Overtochtsplaats
- Overtollig
- Overtolligheid
- Overtonnen
- Overtoom
- Overtopt
- Overtoveren
- Overtraag
- Overtraliën
- Overtrappen
- Overtreden
- Overtreder
- Overtreding
- Overtreffen
- Overtreffend
- Overtrek
- Overtrekken
- Overtrekpapier
- Overtreksel
- Overtrippelen
- Overtroeven
- Overtrots
- Overtrouw
- Overtrouwen
- Overtuigd
- Overtuigdheid
- Overtuigen
- Overtuigend
- Overtuiging
- Overtuigingseed
- Overtuigingskracht
- Overtuin
- Overuur
- Overvaakt
- Overvaart
- Overvademen
- Overval
- Overvalcommando
- Overvallen
- Overvalwagen
- Overvaren
- Overvegen
- Overveilen
- Overvel
- Oververfijnd
- Oververfijning
- Oververhitten
- Oververhitter
- Oververhitting
- Oververmoeid
- Oververmoeidheid
- Oververnissen
- Oververstandig
- Oververtellen
- Oververven
- Oververzadigd
- Oververzadiging
- Oververzeept
- Oververzekering
- Overvet
- Overvijlen
- Overvlechten
- Overvleugelen
- Overvleugeling
- Overvlieden
- Overvliegen
- Overvlieger
- Overvliegster
- Overvlieten
- Overvlijtig
- Overvloed
- Overvloedig
- Overvloeibuis
- Overvloeien
- Overvloeiing
- Overvloeipijp
- Overvloeren
- Overvluchten
- Overvlug
- Overvochtig
- Overvoeden
- Overvoeding
- Overvoegen
- Overvoeren
- Overvol
- Overvoldoende
- Overvolledig
- Overvormen
- Overvracht
- Overvragen
- Overvraging
- Overvreten, zich
- Overvriendelijk
- Overvrijmoedig