o. (-s),
1. laatste, overgebleven of afgesneden stuk, kort stuk : een eindje touw ; een eindje worst; — zonder nadere bep. voor zo’n stukje van een kaars of van een sigaar ; ook: kort pijpje; — endjes, letterbanket in afzonderlijke stukjes; — scherts, in toepassing op personen: een endje mens ; een kort endje ; — zijn eindje vasthouden, zijn zaak verdedigen, zijn mening volhouden;
2. korte afstand : een eindje meegaan ; een eindje verder woont hij ; de deur een eindje open laten; — dat is een aardig eindje, een hele afstand;
3. (scherts.) dood; zijn eindje wel kunnen halen, tot aan zijn dood in zijn onderhoud kunnen voorzien.