Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Duikelen

betekenis & definitie

(duikelde, heeft en is geduikeld),

1. (veroud. en gew.) (onder water) duiken;
2. over het hoofd buitelen: achterover, voorover duikelen;
3. (gemeenz.) (draaiend) vallen : hij is uit zijn bed geduikeld ;

oneig.: dalen (van papieren); failliet gaan ; zakken voor een examen.

< >