Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Droes

betekenis & definitie

I. m., ben. voor verschill. ziekten van eenhoevige dieren, inz. van paarden; goedaardige droes, neus- en keelcatarrh met klierzwelling; kwade droes, besmettelijke sterke ontsteking van het neusslijmvlies.

II. m., eufemisme voor duivel: de droes hale mij, als ik het weet', — de of te droes! verwensing.

III. m., droesem.

< >